afruisen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afruisen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·rui·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afruisen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afruisen
ruiste af
afgeruist
zwak -t volledig
  1. luidruchtig naar beneden stromen van water
  2. naar beneden gaan van geluid

Gangbaarheid

  • Het woord afruisen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
30 %van de Nederlanders;
45 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.