afschrikking

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afschrikking    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈafsxrɪkɪŋ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·schrik·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afschrikking afschrikkingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deafschrikkingv

  1. dreiging om een ander van bepaald gedrag af te houden
     Dertig Brabantse en Zeeuwse fruitbedrijven die worden verdacht van betrokkenheid bij de handel in cocaïne, krijgen deze week bezoek van de politie en Belastingdienst. De controles zijn vooral bedoeld ter afschrikking, zegt een politiewoordvoerder: „We willen laten merken dat we deze bedrijven in het vizier hebben.”[2]
     Voor deze gebouwen heeft de veiligheidsindustrie een heel repertoire aan afschrikkingen bedacht. Muren, afrasteringen, scanners, prikkeldraad, elektronische poorten.[3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord afschrikking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Fruitbedrijven verdacht van rol bij cocaïnehandel” (19 maart 2019) op nrc.nl
  3. Weblink bron
    Ole Bouman
    Kathedraal Johannesburg in: De Groene Amsterdammer , jrg. 123, nr. 23 (9 juni 1999)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.