afschuwelijkheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afschuwelijkheid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·schu·we·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van afschuwelijk met het achtervoegsel -heid[1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | afschuwelijkheid | afschuwelijkheden |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afschuwelijkheid v
- iets dat afschuw opwekt
- de eigenschap hebben afschuw op te wekken
- ▸ Daarmee maakt Noord-Korea zich volgens de onderzoekers schuldig aan "de ernstigste schending van mensenrechten ter wereld in duur, intensiteit en afschuwelijkheid".[2]
- ▸ Nog lange tijd werd Passtoors geplaagd door nachtmerries over de aanslag. "De volgende dag heb ik tv-beelden van de aanslag gezien. Dan besef je nog meer dat je meegewerkt hebt aan de oorlog in al zijn afschuwelijkheid. Ik heb er nog jaren nachtmerries van gehad. En twijfels. De vraag of deze aanslag wel gerechtvaardigd was, bleef me al die tijd bezighouden."[3]
Gangbaarheid
- Het woord afschuwelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “VN: N-Korea voor Internationaal Strafhof” (Woensdag 19 november 2014, 09:33), NOS
- ↑ Weblink bron “Passtoors biecht ANC-aanslag op” (Zaterdag 29 juni 2013, 11:51), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.