afwegen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afwegen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfweɣə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·we·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afwegen
woog af
afgewogen
klasse 2 volledig

Werkwoord

afwegen

  1. overgankelijk het ene belang vergelijken met het andere
    • Deze zaken dienen nauwkeurig afgewogen te worden. 
     Soms moet je eerst handelen en daarna pas afwegen.[1]
  2. overgankelijk een bepaalde massa door weging afzonderen
    • Er werd 50 milligram afgewogen en opgelost in zwavelzuur. 

Gangbaarheid

  • Het woord afwegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.