afwinden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afwinden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·win·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afwinden
wond af
afgewonden
klasse 3 volledig

Werkwoord

afwinden

  1. overgankelijk een opgewonden draad van een klos afwikkelen
    • Ik heb dit garen nog niet afgewonden. 
  2. overgankelijk (scheepvaart) met winden een schip weer vlot zien te krijgen
    • Zij slaagden erin het schip af te winden. 

Gangbaarheid

  • Het woord afwinden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.