afwippen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afwippen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·wip·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afwippen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afwippen
wipte af
afgewipt
zwak -t volledig
  1. met een sprongetje ergens vanaf gaan

Gangbaarheid

  • Het woord 'afwippen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.