afzwepen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afzwepen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·zwe·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afzwepen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afzwepen
zweepte af
afgezweept
zwak -t volledig
  1. iets of iemand helemaal kapot slaan met een zweep
  2. iets of iemand te zeer opjagen
  3. door de wind kapot geblazen worden
Afgeleide begrippen
  • afzweping

Gangbaarheid

  • Het woord 'afzwepen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
67 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.