agenderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  agenderen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • agen·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tot een agenda verenigen’ voor het eerst aangetroffen in 1880 [1]
  • Afgeleid van agenda met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
agenderen
agendeerde
geagendeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

agenderen

  1. overgankelijk op de agenda plaatsen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord agenderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.