agglomeraat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  agglomeraat    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ag·glo·me·raat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opeenhoping’ voor het eerst aangetroffen in 1932 [1]
  • Naamwoord van handeling van agglomereren met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord agglomeraat agglomeraten
verkleinwoord agglomeraatje agglomeraatjes

Zelfstandig naamwoord

hetagglomeraato [3]

  1. opeenhoping (zonder innerlijke samenhang)
    • Maar alles overziend verwerpt hij wat de BVD heeft gedaan. “Het is een agglomeraat van lichtelijk kwaadaardige en impertinente aantekeningen. [4] 
  2. (geologie) chaotische verzameling van grove vulkanische stenen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord agglomeraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.