alcanzar

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /al.kanˈθaɾ/
Woordafbreking
  • al·can·zar

Werkwoord

alcanzar

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
alcanzar
alcanzaba
alcanzado
volledig
  1. onovergankelijk (~ a/hasta) bereiken, reiken tot (geluid)
  2. voldoende zijn
  3. er in slagen om
  4. overgankelijk inhalen, halen
  5. bereiken
  6. pakken, grijpen
  7. begrijpen, snappen
  8. beleven, meemaken
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.