alopecia

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  alopecia    (hulp, bestand)
  • IPA: /aloˈpesija/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • alo·pe·cia
Woordherkomst en -opbouw
  • van Latijn alopecia dat teruggaat op Oudgrieks ἀλώπηξ (alopex) "vos", dit kan betrekking hebben op hun haarverlies door de rui of door schurft; vergelijk ook het spreekwoord "Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken"
enkelvoud meervoud
naamwoord alopecia -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dealopeciav

  1. (medisch) aandoening waardoor haren niet meer of minder aangroeien
    • Toen op school het plan werd opgevat om haar te doneren aan een stichting die pruiken laat maken voor kinderen die geen haar meer hebben – dat hoeft niet door kanker te zijn, kinderen met de haarziekte alopecia zijn soms ook kaal – meldden de meisjes zich spontaan. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord alopecia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
30 %van de Nederlanders;
44 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • al·o·pe·ci·a
enkelvoud meervoud
alopecia alopecias

Zelfstandig naamwoord

alopecia v

  1. (medisch) alopecie, haaruitval

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.