ambaht
Oudhoogduits
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *ambahtiją
Zelfstandig naamwoord
ambaht o
Schrijfwijzen
- ambahti
- ampaht
Overerving en ontlening
- Middelhoogduits: ambahte, ambehte, ambet, ammet, ampt, amt
- Cimbrisch: åmt
- Duits: Ambt, Ammt, Amt, Ampt
- Mòcheno: omt
- Ripuarisch: Amp
- Wymysoojs: amt, aomt
- → Middelnederlands: ampt, amt
- Limburgs: amb
- Nederlands: ambt
- Afrikaans: amp
Oudsaksisch
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *ambahtiją
Zelfstandig naamwoord
ambaht o
Schrijfwijzen
- *ambehti
Overerving en ontlening
- Middelnederduits: ambacht, ambecht, ambet, ambt, amt
- Nedersaksisch: Ambacht, Amt
- → Deens: amt
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.