anaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  anaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈnal/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • anaal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. de anus’ voor het eerst aangetroffen in 1923 [1]
  • afgeleid van anus met het achtervoegsel -aal [2]
stellend
onverbogen anaal
verbogen anale
partitief anaals

Bijvoeglijk naamwoord

anaal

  1. (medisch) met betrekking tot de darmuitgang van de mens
     Een majoor zal tegen me zeggen: 'Je moet één ding weten, we zijn anaal ingesteld.[3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord anaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.