anchor
Engels
Uitspraak
- Geluid: anchor (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈæŋkə/
Woordafbreking
- an·chor
Woordherkomst en -opbouw
- Via het Oudengelse ancor van het Latijnse ancora, dat afkomstig is van of cognaat is met het Oudgriekse ἄγκυρα. De moderne spelling is een imitatie uit de zestiende eeuw van de Latijnse spelfout anchora.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
anchor | anchors |
Zelfstandig naamwoord
anchor
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to anchor |
he/she/it | anchors |
verleden tijd | anchored |
voltooid deelwoord |
anchored |
onvoltooid deelwoord |
anchoring |
gebiedende wijs | anchor |
Werkwoord
anchor
- onovergankelijk, (scheepvaart) ankeren [1], voor anker gaan
- overgankelijk, (scheepvaart) ankeren [2], voor anker leggen
Afgeleide begrippen
- anchorage
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.