anguish

Engels

Uitspraak
  • IPA: /ˈaŋɡwɪʃ/
Woordafbreking
  • an·guish

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
anguish anguishes

anguish

  1. ernstig mentaal of fysiek lijden
  2. extreme angst

Werkwoord

vervoeging
onbepaalde wijs to  anguish 
he/she/it  anguishes 
verleden tijd  anguished 
voltooid
deelwoord
 anguished 
onvoltooid
deelwoord
 anguishing 
gebiedende wijs  anguish 

anguish

  1. kwellen
  2. pijnigen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.