anklet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  anklet    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • an·klet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘korte sok’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
  • uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anklet anklets
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deankletm

  1. korte sok
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord anklet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
31 %van de Nederlanders;
19 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.