apporteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  apporteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ap·por·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘terugbrengen’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse apporter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
apporteren
apporteerde
geapporteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

apporteren [3]

  1. overgankelijk (een weggeworpen voorwerp of aangeschoten wild) terugbrengen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord apporteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.