arbeidzaamheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  arbeidzaamheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ar·beid·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidzaamheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dearbeidzaamheidv [1]

  1. geneigdheid van een persoon om te werken
     Schmarotzer. Zo noemt Bild Zeitung de inwoners van de eurozone die minder spaarzaam en arbeidzaam zijn dan de Duitsers, en daardoor nu in de problemen zitten. Lees: Grieken, Ieren, Portugezen. Spanjaarden misschien ook wel. Uitvreters, zo ongeveer luidt de vertaling van het woord.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord arbeidzaamheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Waarom Duitsland een lastpak blijft” (25 november 2010 om 00:00 uur), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.