articulator

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  articulator    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ar·ti·cu·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord articulator articulatoren
articulators
verkleinwoord articulatortje articulatortjes

Zelfstandig naamwoord

dearticulatorm

  1. (anatomie) delen van het lichaam die worden gebruikt bij de vorming van spraakklanken
  2. (medisch) toestel waarmee de bewegingen van het kaakgewricht kan worden nagebootst

Gangbaarheid

  • Het woord 'articulator' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.