assemblage

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  assemblage    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • as·sem·bla·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het ineenzetten’ voor het eerst aangetroffen in 1931 [1]
  • Naamwoord van handeling van assembleren met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord assemblage assemblages
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deassemblagev [3]

  1. (techniek) het in elkaar zetten van onderdelen tot een geheel
  2. product dat door assemblage ontstaat
Hyponiemen
  • chipassemblage
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord assemblage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.