associé

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  associé    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • as·so·cié
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘compagnon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1816 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord associé associés
verkleinwoord associeetje associeetjes

Zelfstandig naamwoord

deassociém

  1. vennoot, compagnon
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord associé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.