au pair

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  au pair    (hulp, bestand)
  • IPA: /oˈpɛːr/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • au pair
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans au pair, in de betekenis van ‘jongere die in buitenland tegen kost en inwoning huishoudelijk werk doet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1986 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord au pair au pairs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deau pairv/m

  1. (persoon) jongere die in een buitenlands gezin als vergoeding voor kost en inwoning huishoudelijke werkzaamheden verricht
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord au pair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.