autista

Italiaans

Uitspraak
  • IPA: /au̯ˈtista/
Woordafbreking
  • au·ti·sta
Woordherkomst en -opbouw
  • [zelfstandig] [1] Afgeleid van auto (auto, wagen) met het achtervoegsel -ista.
  • [zelfstandig] [2], [bijvoeglijk] Ontleend aan het Duitse Autist.
enkelvoud meervoud
mannelijk autista autisti
vrouwelijk autista autiste

Zelfstandig naamwoord

autista m/v

  1. (verkeer), (beroep) chauffeur, autobestuurder
  2. (medisch), (persoon) autist
Synoniemen
  • [1] guidatore m, guidatrice v
enkelvoud meervoud
mannelijk autista autisti
vrouwelijk autista autiste

autista

  1. (medisch) autistisch
Synoniemen
  • autistico


Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • au·tis·ta
enkelvoud meervoud
autista autistas

Zelfstandig naamwoord

autista m/v

  1. (medisch) autist, autiste

Verwijzingen

      enkelvoud meervoud
    mannelijk autista autistas
    vrouwelijk autista autistas

    Bijvoeglijk naamwoord

    autista

    1. (medisch) autistisch
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.