autoloos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  autoloos    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • au·to·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van auto met het achtervoegsel -loos
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen autoloosautolozerautoloost
verbogen autolozeautolozereautolooste
partitief autoloosautolozers-

Bijvoeglijk naamwoord

autoloos

  1. (verkeer) zonder autoverkeer
    • Volgend weekend wordt er weer een autoloze zondag georganiseerd. 
  2. zonder auto
    • Meer en meer inwoners van Antwerpen kiezen ervoor om autoloos door het leven te gaan. 

Gangbaarheid

  • Het woord autoloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.