baantje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  baantje    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • baan·tje

Zelfstandig naamwoord

hetbaantjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord baan
     De mensen die na veel aandringen iets wilden zeggen, deden dat anoniem. Ze waren doodsbang voor hun baantje.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord baantje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.