bakeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bakeren    (hulp, bestand)
  • IPA: /'bakərə(n)/
Woordafbreking
  • ba·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bakeren
bakerde
gebakerd
zwak -d volledig

Werkwoord

bakeren [2] [3]

  1. overgankelijk het strak inwikkelen van een baby in een deken of lappen
    • Zuigelingen werden vroeger gebakerd en de gewoonte begint weer in zwang te komen. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bakeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbɑːkəɾən /
Woordafbreking
  • ba·ke·ren
Naar frequentie 26612

Zelfstandig naamwoord

bakeren

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van baker
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.