barak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  barak    (hulp, bestand)
  • IPA: /baˈrɑk/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ba·rak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eenvoudig gebouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1673 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord barak barakken
verkleinwoord barakje barakjes

Zelfstandig naamwoord

debarakv/m

  1. tijdelijk onderkomen voor een groep soldaten of andere personen
    • Soldaten en asielzoekers slapen soms in barakken. 
     Ze waren de onbetwiste heerseressen van de barakken en hielden zonder problemen een twintigtal kerels onder de duim, hoe naar liefde snakkend die zich ook konden gedragen na meerdere maanden in de bergen.[2]
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord barak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Tetum

Bijvoeglijk naamwoord

barak

  1. veel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.