bebossing

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bebossing    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·bos·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van bos met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord bebossing bebossingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debebossingv

  1. het bedekt zijn met bos van een gebied
    • De bebossing van dat gebied is een stuk verminderd door houtkap. 
  2. het bedekken van een gebied met bos
    • De bebossing van dat gebied is aardig op gang gekomen. 

Gangbaarheid

  • Het woord bebossing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.