beef

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beef    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • beef

Werkwoord

vervoeging van
beven

beef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beven
    • Ik beef. 
  2. gebiedende wijs van beven
    • Beef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beven
    • Beef je? 

Gangbaarheid

  • Het woord beef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
56 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

Zelfstandig naamwoord

  1. (voeding) rundvlees
Afgeleide begrippen
  • beefsteak
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.