bekister

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bekister    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·kis·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling van bekisten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bekister bekisters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debekisterm

  1. (beroep) een bouwvakker die bekistingen van hout of metaal maakt waar men later het beton instort
     Bij de ruwbouw (bekisters, metsers en dakwerkers) zie je het jongste decennium veel Oost-Europeanen. Bouwbedrijven moeten moeite doen om Vlaamse medewerkers aan boord te houden door het Nederlands op de werf te verzekeren.”[1]
     Talentenwerf is hiervoor momenteel volop aan het rekruteren. Het betreft onder meer rioolleggers (voor diepriolering), wegenwerkers voor funderingswerken, bekisters-ijzervlechters en walsmachinisten.[2]
Synoniemen
  • betontimmerman
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bekister staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
50 %van de Nederlanders;
23 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    wdh
    “50-plussers in de bouw: ‘Tijdig lichtere jobinhoud voorstellen’” (29/03/2018), De Standaard
  2. Weblink bron
    br
    “Meer leerkansen op Antwerpse werven” (19/04/2019), De Standaard
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.