beletsel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beletsel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·let·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van belet- met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud meervoud
naamwoord beletsel beletsels
beletselen
verkleinwoord beletseltje beletseltjes

Zelfstandig naamwoord

hetbeletselo

  1. iets wat een bepaalde handeling of gebeurtenis verhindert
    • Daarmee is het laatste beletsel uit de weg geruimd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beletsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.