beneficie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beneficie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌbenəˈfisi/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·ne·fi·cie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorrecht’ voor het eerst aangetroffen in 1462 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord beneficie beneficies
beneficiën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debeneficiev [3]

  1. (religie) geestelijke functie (officium) met daaraan verbonden recht op inkomsten uit de prebende
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beneficie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
53 %van de Nederlanders;
53 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
beneficiar

beneficie

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiar
vervoeging van
beneficiarse

beneficie

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van beneficiarse
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.