berkenhoutje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  berkenhoutje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛrkə(n)ˌhɑucə/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ber·ken·hout·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

hetberkenhoutjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord berkenhout
  2. dim. tant. stukje hout afkomstig van een berkenboom Betula  gebruikt als markering
    • Kom op dinsdag terug, breng slechts één helper mee, neem brood en zout mee, doe nieuwe klompen aan en op deze plaats gemerkt met een berkenhoutje begint gij met een nieuwe spade te graven. [2]
  3. dim. tant. (vlinders) benaming voor wapendrager Phalera bucephala 
    • Om te beginnen liet ik de wants eenige dagen vasten en bracht haar toen in gezelschap met een driekwart volwassen rups van Phalera bucephala, het Berkenhoutje. [3]

Gangbaarheid

  • Het woord berkenhoutje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.