bespeuren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bespeuren    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈspørə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • be·speu·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bespeuren
bespeurde
bespeurd
zwak -d volledig

Werkwoord

bespeuren

  1. overgankelijk met aanzienlijke moeite waarnemen, bemerken
    • Hij bespeurde daarin een poging de boel op te lichten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bespeuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.