betreuren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  betreuren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·treu·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
betreuren
betreurde
betreurd
zwak -d volledig

Werkwoord

betreuren

  1. overgankelijk leedwezen tonen over iets, iets jammer vinden
    • De ondergang van zo veel diersoorten wordt allerwegen betreurd, maar het blijft vaak bij treurnis. 
    • Ik betreur het dat ik niet verder heb doorgeleerd. 
     `Ik beloof je dat ik pas over je zal schrijven wanneer ik je tragisch betreur.' Dat zei ik en daaraan heb ik mij gehouden.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord betreuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 27
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.