beurrer
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beurrer |
beurrais |
beurré |
eerste groep | volledig |
Werkwoord
beurrer
se beurrer
- wederkerend (spreektaal) zich bezatten
- «Mon père, après le boulot, il allait au bistrot du coin pour se beurrer la gueule.»
- Na het werk ging mijn vader naar het café op de hoek om zich een stuk in de kraag te zuipen. [1]
- «Mon père, après le boulot, il allait au bistrot du coin pour se beurrer la gueule.»
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.