bevangen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bevangen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • be·van·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bevangen
beving
bevangen
klasse 7 volledig

Werkwoord

bevangen

  1. iemand grijpen, overmeesteren
    • Hij raakte bevangen door de hitte. 
    • De angst beving hem. 
stellend
onverbogen bevangen
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

bevangen

  1. gegrepen, overmeesterd
    • Meerdere door de hitte bevangen mensen zijn in het ziekenhuis opgenomen. 
     Hij keek haar aan met gloeiende ogen die door een mysterieuze koorts leken bevangen.[1]
Antoniemen

Werkwoord

Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van bevangen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs)
vervoeging van: bevangen…
geen verbogen vorm

bevangen

  1. voltooid deelwoord van bevangen

Gangbaarheid

  • Het woord bevangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.