onbevangen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onbevangen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·be·van·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vrijmoedig’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • Afgeleid van bevangen met het voorvoegsel on-
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onbevangenonbevangeneronbevangenst
verbogen onbevangenste
partitief onbevangensonbevangeners-

Bijvoeglijk naamwoord

onbevangen

  1. geen vooroordeel hebbend; onpartijdig zijn
  2. geen schroom hebbend, vrijmoedig

Gangbaarheid

  • Het woord onbevangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.