bijeen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bijeen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛi̯.eːn/
Woordafbreking
  • bij·een
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

bijeen

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: tezamen in een groep
    • bijeenzijn: Zij waren die dag bijeen om het jubileum te vieren. 
  2. in elkaars nabijheid
    • Alles bijeen zal het dus wel op een kleine 100 regels neerkomen. [1]
     En sta tezamen, maar niet te dicht bijeen:[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bijeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Perron, E. du
    "brief aan Menno ter Braak, 5 oktober 1932" in: Briefwisseling tussen Menno ter Braak en E. du Perron 1930-1940 (herziene editie) op website: DBNL.nl
    ; geraadpleegd 2015-08-01
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.