een

Niet te verwarren met: één, Een

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • lidwoord:
    • Geluid:  een    (hulp, bestand)
    • IPA: /ən/ (1 lettergreep)
  • hoofdtelwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord:
    • Geluid:  één    (hulp, bestand)
    • IPA: /en/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • een
Woordherkomst en -opbouw

Lidwoord

een

  1. onbepaald lidwoord dat in het Nederlands wordt gebruikt voor een onbepaald zelfstandig naamwoord in het enkelvoud.
    • Is dat een merel of een kauwtje? 
  2. ook voor meervouden in uitroepende zinnen die verbazing over een aantal uitdrukken
    • En een mensen dat er kwamen kijken! 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
  • eenzelfde
  • Vroeger volgden lidwoorden de naamvallen waarmee het bijbehorende zelfstandig naamwoord werd verbogen; deze verbogen vormen komen soms terug in afgeleide woorden en versteende uitdrukkingen. Streektalen kennen of kenden soms andere vormen. Het verdwijnen van deze vormen is geleidelijk gegaan en niet voor alle vormen in hetzelfde tempo. Het stelselmatig toepassen ervan lijkt bovendien altijd meer iets uit zeer verzorgde schrijftaal te zijn geweest. De vormen zijn hier in de huidige spelling vermeld, maar de schrijfwijze eene, eener en eenen waren vroeger gangbaar.
naamval mannelijk vrouwelijk onzijdig
1e: nominatiefeen oude gastene oude jurkeen oud paard
2e: genitiefeens ouden gastsener oude jurkeens ouden paards
3e: datiefenen ouden gasteener oude jurkenen oud paarde
4e: accusatiefenen ouden gastene oude jurkeen oud paard
samenkoppelingen met "een" lw
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
Verwante begrippen
0001
een,
op een abacus


Telwoord (nl)
0123456789
10111213141516171819
20212223242526272829
30313233343536373839
40414243444546474849
50515253545556575859
60616263646566676869
70717273747576777879
80818283848586878889
90919293949596979899
1002003004005006007008009001000
10610910121015101810211024102710301033
1036103910421045104810511054105710601063
10661069107210751099101001012010303103003

Hoofdtelwoord

een

  1. "1", het kleinste gehele getal, het getal tussen nul en twee
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen een euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave een is "42". 
  2. een geheel vormend
    • Deze drie partijen zijn een geworden. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
bijvoeglijk naamwoord, samengesteld met "een" ht

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "een" ht als rechterdeel
  • achtendertighonderdeen
  • achtennegentighonderdeen
  • achtentachtighonderdeen
  • achtentwintighonderdeen
  • achtenveertighonderdeen
  • achtenvijftighonderdeen
  • achtenzestighonderdeen
  • achtenzeventighonderdeen
  • achtduizend een
  • achthonderdeen
  • achttienhonderdeen
  • dertienhonderdeen
  • drieëndertighonderdeen
  • drieënnegentighonderdeen
  • drieëntachtighonderdeen
  • drieëntwintighonderdeen
  • drieënveertighonderdeen
  • drieënvijftighonderdeen
  • drieënzestighonderdeen
  • drieënzeventighonderdeen
  • drieduizend een
  • driehonderdeen
  • duizend een
  • eenendertighonderdeen
  • eenennegentighonderdeen
  • eenentachtighonderdeen
  • eenentwintighonderdeen
  • eenenveertighonderdeen
  • eenenvijftighonderdeen
  • eenenzestighonderdeen
  • eenenzeventighonderdeen
  • elfhonderdeen
  • honderdeen
  • negenendertighonderdeen
  • negenennegentighonderdeen
  • negenentachtighonderdeen
  • negenentwintighonderdeen
  • negenenveertighonderdeen
  • negenenvijftighonderdeen
  • negenenzestighonderdeen
  • negenenzeventighonderdeen
  • negenduizend een
  • negenhonderdeen
  • negentienhonderdeen
  • twaalfhonderdeen
  • tweeëndertighonderdeen
  • tweeënnegentighonderdeen
  • tweeëntachtighonderdeen
  • tweeëntwintighonderdeen
  • tweeënveertighonderdeen
  • tweeënvijftighonderdeen
  • tweeënzestighonderdeen
  • tweeënzeventighonderdeen
  • tweeduizend een
  • tweehonderdeen
  • veertienhonderdeen
  • vierendertighonderdeen
  • vierennegentighonderdeen
  • vierentachtighonderdeen
  • vierentwintighonderdeen
  • vierenveertighonderdeen
  • vierenvijftighonderdeen
  • vierenzestighonderdeen
  • vierenzeventighonderdeen
  • vierduizend een
  • vierhonderdeen
  • vijfendertighonderdeen
  • vijfennegentighonderdeen
  • vijfentachtighonderdeen
  • vijfentwintighonderdeen
  • vijfenveertighonderdeen
  • vijfenvijftighonderdeen
  • vijfenzestighonderdeen
  • vijfenzeventighonderdeen
  • vijfduizend een
  • vijfhonderdeen
  • vijftienhonderdeen
  • zesendertighonderdeen
  • zesennegentighonderdeen
  • zesentachtighonderdeen
  • zesentwintighonderdeen
  • zesenveertighonderdeen
  • zesenvijftighonderdeen
  • zesenzestighonderdeen
  • zesenzeventighonderdeen
  • zesduizend een
  • zeshonderdeen
  • zestienhonderdeen
  • zevenendertighonderdeen
  • zevenennegentighonderdeen
  • zevenentachtighonderdeen
  • zevenentwintighonderdeen
  • zevenenveertighonderdeen
  • zevenenvijftighonderdeen
  • zevenenzestighonderdeen
  • zevenenzeventighonderdeen
  • zevenduizend een
  • zevenhonderdeen
  • zeventienhonderdeen
enkelvoud meervoud
naamwoord een enen
verkleinwoord eentje eentjes

Zelfstandig naamwoord

deeenv/m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 1 is aangeduid
    • Gezondheid is bij mij altijd een. 
    • De een voor zijn proefwerk Nederlands was een straf voor afkijken. 
  2. het cijfer 1
    • Op zijn proefwerk stond een onderstreepte, rode een. 
    • Het symbool l voor "liter" wordt gemakkelijk verward met de een. 
  3. enkel iets of iemand (als tegenstelling met meerdere)
    • Zij zat daar in haar eentje en niemand die met haar praatte. 
    • Oké geef me er nog maar een, maar dat is dan ook echt het laatste wijntje dat ik drink. 
Schrijfwijzen
Typische woordcombinaties
  • [3] nog een
    één enkele erbij
  • [3] me er een zijn
    opvallen door gedrag dat nog net aanvaardbaar is
Afgeleide begrippen

samenstellingen met "een" zn als eerste deel

Bijvoeglijk naamwoord

  1. verschillende zaken die zo met elkaar verbonden zijn dat ze eigenlijk een voorwerp geworden zijn
    • De beroemde violist was één geworden met zijn viool. 
  2. een en al helemaal
    • Het jonge kind was een en al aandacht voor Sinterklaas en zijn Pieterbaas. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord een staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Achterhoeks

Hoofdtelwoord

een

  1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I

Zelfstandig naamwoord

een

  1. een, één; het getal 1

Lidwoord

een

  1. een, 'n; een onbepaald lidwoord

Afrikaans

Telwoord (afr)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900
Uitspraak
  • geluid 
Woordafbreking
  • een
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Nederlandse een / één

Hoofdtelwoord

een

  1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen

Drents

Hoofdtelwoord

een

  1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I

Lidwoord

een

  1. een, 'n; een onbepaald lidwoord

Fries

Hoofdtelwoord

een

  1. (dialect: Hindeloopers) een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I
Schrijfwijzen

Luxemburgs

Uitspraak
  • IPA: /eːn/
  • Geluid:  een    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • een

Onbepaald voornaamwoord

een

  1. men

Middelnederlands

Uitspraak
  • IPA: /eɛ̯n/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudnederlandse ēn / ein

Lidwoord

een

  1. een, 'n; een onbepaald lidwoord
Overerving en ontlening

Verwijzingen

    Hoofdtelwoord

    een

    1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I
    Overerving en ontlening

    Verwijzingen

      Onbepaald voornaamwoord

      een

      1. ene
      2. men

      Verwijzingen

        Nedersaksisch

        Woordafbreking
        • een
        Woordherkomst en -opbouw
        • Afgeleid van het Proto-Germaanse *ainaz

        Hoofdtelwoord

        een

        1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I
        Schrijfwijzen
        enkelvoud meervoud
        naamwoord een enen
        verkleinwoord

        Zelfstandig naamwoord

        een

        1. een, één; het getal 1

        Lidwoord

        een

        1. een, 'n; een onbepaald lidwoord
        Schrijfwijzen
        Antoniemen

        Noord-Fries

        Woordherkomst en -opbouw
        • Afgeleid van het Oudfriese ēn

        Hoofdtelwoord

        een

        1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I
        Verwante begrippen
        • iarst

        Oost-Fries

        Hoofdtelwoord

        een

        1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I

        Riograndenser Hunsrückisch

        Uitspraak
        • IPA: /eːn/
        Woordherkomst en -opbouw
        • Afgeleid van het Oudhoogduitse ein

        Hoofdtelwoord

        een

        1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I

        Sallands

        Hoofdtelwoord

        een

        1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I

        Lidwoord

        een

        1. een, 'n; een onbepaald lidwoord
        Schrijfwijzen
        Verwante begrippen

        Saterfries

        Uitspraak
        • IPA: /eːn/
        Woordherkomst en -opbouw
        • Afgeleid van het Oudfriese ēn

        Hoofdtelwoord

        een

        1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I

        Schots

        Uitspraak
        • IPA: /iːn/
        Woordafbreking
        • een

        Zelfstandig naamwoord

        een

        1. meervoud van ee

        Stellingwerfs

        Lidwoord

        een

        1. een, 'n; een onbepaald lidwoord
        Schrijfwijzen

        Twents

        Hoofdtelwoord

        een

        1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I

        Zelfstandig naamwoord

        een

        1. een, één; het getal 1

        Lidwoord

        een

        1. een, 'n; een onbepaald lidwoord

        Urkers

        Lidwoord

        een

        1. een, 'n; een onbepaald lidwoord
        Verwante begrippen

        Veluws

        Hoofdtelwoord

        een

        1. een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I

        Lidwoord

        een

        1. een, 'n; een onbepaald lidwoord

        Westfaals

        Hoofdtelwoord

        een

        1. (Münsterlands), (Zuidwestfaals) een, één; het kleinste hele getal, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I
        Schrijfwijzen

        Lidwoord

        een

        1. (Zuidwestfaals) een, 'n; een onbepaald lidwoord
        Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.