bimbo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bimbo    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bim·bo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bimbo bimbo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debimbov

  1. (niet al te intelligente) vrouw die op een ordinaire manier knap is
  2. (cultuur) bepaalde leefstijl (-> bimbocultuur)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bimbo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.