binoculair

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  binoculair    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bi·no·cu·lair
stellend
onverbogen binoculair
verbogen binoculaire
partitief binoculairs

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

binoculair

  1. (optica) voor twee ogen
    • Een binoculaire verrekijker. 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord binoculair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.