bisser

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bisser    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɪsər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bis·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bisser bissers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

debisserm

  1. (België) iemand die een studiejaar voor de tweede maal moet doen
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
6 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.