blando

Spaans

  enkelvoud meervoud
mannelijk blando blandos
vrouwelijk blanda blandas

Bijvoeglijk naamwoord

blando

  1. week, zacht
  2. makkelijk, comfortabel
  3. slap, laf, weekhartig, futloos, zwak

Werkwoord

vervoeging van
blandir

blando

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blandir
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.