blootvoets

Uitspraak

• Geluid:  blootvoets    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bloot·voets

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstellende afleiding van bloot en voet met het achtervoegsel -s

Bijwoord

blootvoets

1. met of op blote voeten

   • Ze liep blootvoets door de tuin. 

Bijvoeglijk naamwoord

blootvoets

1. van iemand dat hij of zij geen schoeisel aanheeft

   ▸ We reden langzaam de stad in vanaf de haven omdat de straten vol waren met mensen en een klein soort rijtuigen die bestonden uit een wagen met een fiets in plaats van een paard, of zelfs een wagen met twee disselbomen en een blootsvoetse neger als paard.^[1]

Gangbaarheid

• Het woord blootvoets staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen