bodega

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bodega    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bo·de·ga
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘wijnhuis’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1]
  • Leenwoord uit het Spaans en afkomstig van het Griekse woord apotheka.
enkelvoud meervoud
naamwoord bodega bodega's
verkleinwoord bodegaatje bodegaatjes

Zelfstandig naamwoord

debodegam

  1. een wijnlokaal
    • Hij ging naar de bodega om een wijntje te drinken met vrienden. 

Gangbaarheid

  • Het woord bodega staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Papiaments

Zelfstandig naamwoord

bodega

  1. scheepsruim

Spaans

enkelvoud meervoud
bodega bodegas

Zelfstandig naamwoord

bodega v

  1. (scheepvaart) scheepsruim
  2. bodega, wijnkelder
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.