boeter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boeter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • boe·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling van boeten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord boeter boeters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deboeterm

  1. (beroep) iemand die netten maakt of herstelt
Verwante begrippen
  • boetster

Gangbaarheid

41 %van de Nederlanders;
32 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.