boffen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  boffen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bof·fen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geluk hebben’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
boffen
bofte
geboft
zwak -t volledig

Werkwoord

boffen

  1. inergatief geluk hebben
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deboffenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bof

Gangbaarheid

  • Het woord boffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.