bokkenpruik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bokkenpruik    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɔkəprœyk/
Woordafbreking
  • bok·ken·pruik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bokkenpruik -
verkleinwoord bokkenpruikje bokkenpruikjes

Zelfstandig naamwoord

debokkenpruikv/m

  1. (figuurlijk) alleen in de ~ ophebben: slecht gehumeurd zijn
    • Hij heeft al dagenlang de bokkenpruik op. 

Gangbaarheid

  • Het woord bokkenpruik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.