bonker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bonker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bon·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling van bonken met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bonker bonkers
verkleinwoord bonkertje bonkertjes

Zelfstandig naamwoord

debonkerm

  1. (beroep) iemand die de onbruikbare toplaag van het veen afbonkt

Gangbaarheid

  • Het woord bonker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
61 %van de Nederlanders;
53 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.